Heey, dit is mijn eerste verhaal en ik wil graag jullie reacties erop… Hier het eerste hoofdstuk
xx
Het gaat over Luna die veranderd in een vampier. Het heeft niets met de personages van Twilight te maken, alleen de vampiers zijn hetzelfde(kracht, de Volturi etc.).
Hoofdstuk 1 – het wezen
Daar stond ik dan, tegenover iemand die ik nog nooit had gezien, iemand die anders was als alle andere mensen. Of was diegene die tegenover me stond geen mens? Ik twijfelde, terwijl ik bedacht hoe ik weg kon komen. Een ding wist ik namelijk wel zeker, dit wezen dat voor me stond was gevaarlijk. De ijzige, koud uitziende huid deed de rillingen over mijn rug lopen, de ogen, de irissen rood als bloed, keken naar me en volgden elke beweging, de gelaatstrekken, zo perfect en afgemeten, maar tegelijkertijd ook snel dat ze bijna niet volgbaar waren. Ik keek naar de jongen, hij was denk een jaar ouder als ik en deed een stap naar achteren. De rode ogen vlogen naar mijn benen, en toen weer naar mijn gezicht. Een gemene grijns vervulde het gezicht van de jongen. ‘Wat wil je van me?’ kraamde ik uit. Er viel een stilte, totdat er een engelenstem de stilte verbrak. ‘Jou.’ Zij de jongen en ik staarde hem wezenloos aan. ‘Je bloed voornamelijk.’ Zei de jongen weer. Ik begon te trillen van angst. Ik had nog maar een paar seconden tot dat de jongen mij aan zou vallen. Ik draaide me om en begon te rennen. Mijn poging was tevergeefs. De jongen sprong voor me en pakte me bij de nek. Ik snakte naar adem. Met een ruk werd ik tegen een boom aangeduwd en voelde ik hoe het bloed langs mijn shirt droop. In een flits voelde ik dat mijn hand in de lucht werd gehouden en er iets kouds en scherps tegenaan gedrukt werd. Langzaam stroomde het bloed uit mijn arm weg, terwijl ik nog naar adem snakte. Met een hard kabaal viel ik zacht op de grond. De hand om mijn keel was weg en ik kon weer vrij ademhalen. Langzaam keek ik om me heen en zag twee mensen vechten met elkaar, de jongen die mij wou vermoorden en nog iemand die ik ook nog nooit had gezien. Ik krabbelde geschrokt achteruit en probeerde adem te halen. Mijn keel brandde. Het voelde alsof een hete pook achterin mijn keel was gedrukt. Ik was bang, ook al wist ik niet goed waarvoor. Het enige wat ik wist was dat deze twee mensen verkeerd waren voor mij. Ik bleef zwijgend stilzitten en toekijken naar hoe de twee mensen aan het vechten waren. Op een moment keek ik in de rode ogen van mijn moordenaar, die vol verraad en woede stonden. Ik schrok en sprong op. Ik rende richting de bomen, richting het bos. Tot mijn grote schrik voelde ik een hand die mijn arm langzaam fijn kneep. Ik gilde het uit van de pijn en liet alle spieren in mijn lichaam los. Ik keek bang naar de jongen, terwijl de tranen over mijn wang biggelden. De jongen pakte zorgvuldig mijn hand en zette zijn tanden erin. Langzaam werd ik licht in mijn hoofd en begon ik onscherp te zien. Ik keek naar de andere man die nu stil op de grond lag. Terwijl mijn ogen weer de moordenaar probeerde te vinden, voelde ik een hevig brandend gevoel opkomen. ‘Verdomme.’ Mompelde de engelenstem. Ik keek op naar de jongen. Ik werd met een dreun losgelaten en viel op de grond. Het brandende gevoel in mijn arm werd erger en erger. Het leek of mijn arm in brand stond. Ik keek om me heen, vurig op zoek naar water. Niets. Langzaam sloot ik mijn ogen. De pijn in mijn arm begon langzaam naar mijn schouder te trekken. Ik kon me niet meer inhouden en schreeuwde het uit. ‘Vuur… Arm…’ probeerde ik nog te zeggen tegen niemand in het bijzonder. Opeens werd de pijn een klein beetje verzacht en ik probeerde gauw mijn ogen open te doen. Ik keek in twee goudkleurige ogen van de andere oudere man. ‘Wie… wat…’ stamelde ik, tussen het hete vuur door. De oudere man, die er net zo perfect uitzag als de jongen, streelde me over mijn haar. ‘Sorry.’ Fluisterde hij en ik staarde hem niet begrijpend aan. ‘Ik was te laat.’ Zei de man. Ik wou vragen waarvoor, maar had daar niet de tijd voor. Het vuur trok nu naar mijn hoofd en ik greep naar de koude handen van de man. ‘Aauuw, het vuur, het brand!’ kermde ik van de pijn. ‘Ik ben een vampier.’ Zei de man. ‘De jongen die je net zag ik gecreëerd door mij. Hij was roekeloos en zocht steeds naar nieuwe manieren om zijn leven meer uitdaging te geven. Hij vond jou en vond het een leuke uitdaging om je te doden en je bloed te drinken. Helaas is hij vrij onvoorzichtig, hij beet je.’ Zei de man, zonder tussen door adem te halen. Ik zweeg, terwijl ik nog steeds kermde van de pijn. ‘En nu?’ schreeuwde ik. ‘Jij wordt ook een vampier.’ Zei de oude perfecte man. Ik draaide mijn hoofd. ‘Ik wil dood.’ Fluisterde ik. ‘Ik weet het, maar dit duurt niet eeuwig, dat beloof ik je.’ Zei de oude man. Toen stond hij op en tilde mij mee in zijn armen. Het vuur verspreidde zich nu ook tot over mijn benen. Ik greep naar mijn knieën. De oude vampier wreef over mijn knieën met zijn koude handen. Hij legde me zachtjes neer op een wat koudere grond, het leek op mos. Plots was de man verdwenen en lag ik alleen in het donkere bos, kermend van de pijn. Ik verlangde naar de dood, hevig. De pijn werd erger en ik schreeuwde het uit. Mijn armen, benen, buik, hoofd, alles stond in brand. Na een tijdje hield ik op met schreeuwen en mijn tranen stopten met stromen. De pijn werd minder en ik zakte weg. Op den duur merkte ik niet meer waar ik was en sliep ik.