Another life (TwilightFanFictie)

Heey, dit is mijn eerste verhaal en ik wil graag jullie reacties erop… Hier het eerste hoofdstuk
xx

Het gaat over Luna die veranderd in een vampier. Het heeft niets met de personages van Twilight te maken, alleen de vampiers zijn hetzelfde(kracht, de Volturi etc.).

Hoofdstuk 1 – het wezen

Daar stond ik dan, tegenover iemand die ik nog nooit had gezien, iemand die anders was als alle andere mensen. Of was diegene die tegenover me stond geen mens? Ik twijfelde, terwijl ik bedacht hoe ik weg kon komen. Een ding wist ik namelijk wel zeker, dit wezen dat voor me stond was gevaarlijk. De ijzige, koud uitziende huid deed de rillingen over mijn rug lopen, de ogen, de irissen rood als bloed, keken naar me en volgden elke beweging, de gelaatstrekken, zo perfect en afgemeten, maar tegelijkertijd ook snel dat ze bijna niet volgbaar waren. Ik keek naar de jongen, hij was denk een jaar ouder als ik en deed een stap naar achteren. De rode ogen vlogen naar mijn benen, en toen weer naar mijn gezicht. Een gemene grijns vervulde het gezicht van de jongen. ‘Wat wil je van me?’ kraamde ik uit. Er viel een stilte, totdat er een engelenstem de stilte verbrak. ‘Jou.’ Zij de jongen en ik staarde hem wezenloos aan. ‘Je bloed voornamelijk.’ Zei de jongen weer. Ik begon te trillen van angst. Ik had nog maar een paar seconden tot dat de jongen mij aan zou vallen. Ik draaide me om en begon te rennen. Mijn poging was tevergeefs. De jongen sprong voor me en pakte me bij de nek. Ik snakte naar adem. Met een ruk werd ik tegen een boom aangeduwd en voelde ik hoe het bloed langs mijn shirt droop. In een flits voelde ik dat mijn hand in de lucht werd gehouden en er iets kouds en scherps tegenaan gedrukt werd. Langzaam stroomde het bloed uit mijn arm weg, terwijl ik nog naar adem snakte. Met een hard kabaal viel ik zacht op de grond. De hand om mijn keel was weg en ik kon weer vrij ademhalen. Langzaam keek ik om me heen en zag twee mensen vechten met elkaar, de jongen die mij wou vermoorden en nog iemand die ik ook nog nooit had gezien. Ik krabbelde geschrokt achteruit en probeerde adem te halen. Mijn keel brandde. Het voelde alsof een hete pook achterin mijn keel was gedrukt. Ik was bang, ook al wist ik niet goed waarvoor. Het enige wat ik wist was dat deze twee mensen verkeerd waren voor mij. Ik bleef zwijgend stilzitten en toekijken naar hoe de twee mensen aan het vechten waren. Op een moment keek ik in de rode ogen van mijn moordenaar, die vol verraad en woede stonden. Ik schrok en sprong op. Ik rende richting de bomen, richting het bos. Tot mijn grote schrik voelde ik een hand die mijn arm langzaam fijn kneep. Ik gilde het uit van de pijn en liet alle spieren in mijn lichaam los. Ik keek bang naar de jongen, terwijl de tranen over mijn wang biggelden. De jongen pakte zorgvuldig mijn hand en zette zijn tanden erin. Langzaam werd ik licht in mijn hoofd en begon ik onscherp te zien. Ik keek naar de andere man die nu stil op de grond lag. Terwijl mijn ogen weer de moordenaar probeerde te vinden, voelde ik een hevig brandend gevoel opkomen. ‘Verdomme.’ Mompelde de engelenstem. Ik keek op naar de jongen. Ik werd met een dreun losgelaten en viel op de grond. Het brandende gevoel in mijn arm werd erger en erger. Het leek of mijn arm in brand stond. Ik keek om me heen, vurig op zoek naar water. Niets. Langzaam sloot ik mijn ogen. De pijn in mijn arm begon langzaam naar mijn schouder te trekken. Ik kon me niet meer inhouden en schreeuwde het uit. ‘Vuur… Arm…’ probeerde ik nog te zeggen tegen niemand in het bijzonder. Opeens werd de pijn een klein beetje verzacht en ik probeerde gauw mijn ogen open te doen. Ik keek in twee goudkleurige ogen van de andere oudere man. ‘Wie… wat…’ stamelde ik, tussen het hete vuur door. De oudere man, die er net zo perfect uitzag als de jongen, streelde me over mijn haar. ‘Sorry.’ Fluisterde hij en ik staarde hem niet begrijpend aan. ‘Ik was te laat.’ Zei de man. Ik wou vragen waarvoor, maar had daar niet de tijd voor. Het vuur trok nu naar mijn hoofd en ik greep naar de koude handen van de man. ‘Aauuw, het vuur, het brand!’ kermde ik van de pijn. ‘Ik ben een vampier.’ Zei de man. ‘De jongen die je net zag ik gecreëerd door mij. Hij was roekeloos en zocht steeds naar nieuwe manieren om zijn leven meer uitdaging te geven. Hij vond jou en vond het een leuke uitdaging om je te doden en je bloed te drinken. Helaas is hij vrij onvoorzichtig, hij beet je.’ Zei de man, zonder tussen door adem te halen. Ik zweeg, terwijl ik nog steeds kermde van de pijn. ‘En nu?’ schreeuwde ik. ‘Jij wordt ook een vampier.’ Zei de oude perfecte man. Ik draaide mijn hoofd. ‘Ik wil dood.’ Fluisterde ik. ‘Ik weet het, maar dit duurt niet eeuwig, dat beloof ik je.’ Zei de oude man. Toen stond hij op en tilde mij mee in zijn armen. Het vuur verspreidde zich nu ook tot over mijn benen. Ik greep naar mijn knieën. De oude vampier wreef over mijn knieën met zijn koude handen. Hij legde me zachtjes neer op een wat koudere grond, het leek op mos. Plots was de man verdwenen en lag ik alleen in het donkere bos, kermend van de pijn. Ik verlangde naar de dood, hevig. De pijn werd erger en ik schreeuwde het uit. Mijn armen, benen, buik, hoofd, alles stond in brand. Na een tijdje hield ik op met schreeuwen en mijn tranen stopten met stromen. De pijn werd minder en ik zakte weg. Op den duur merkte ik niet meer waar ik was en sliep ik.

reactie?? :flushed:

Ik vind het erg goed geschreven! :wink: Maar is het een Twilightfanfictie…? Want dat staat niet in de titel :flushed:

Dankje! Het is mijn eerste verhaal dus ik ben er nogal onzeker over.
Het gaat niet over Bella, Edward of Renesmee, dus ik dacht dat het niet onder het kopje ‘Twilight’ hoorde, maar weet niet echt…

Hoofdstuk 2 – wakker worden

Het felle zonlicht scheen op mijn gezicht en brandde in mijn ogen. Ik had mijn gordijnen weer eens open laten staan. Mijn bed lag vandaag lekkerder als anders, misschien was ik gisteravond gewoon moe geweest. Ik rolde me om, maar raakte niet verstrengeld in de dekens. Ik probeerde op de tast mijn dekens te vinden, maar ze waren nergens te bekennen. Ik draaide me nog een keer om. Ik verwachtte een hard geluid, normaal gesproken zou ik nu op de grond gelegen hebben, maar dit keer hoorde ik niets. Was mijn bed toch groter dan ik me had voorgesteld. Nee, ik had een klein, eenpersoons bed. Waar was ik dan? Ik greep met mijn armen naar hetgeen waar ik op lag en voelde een zacht, nattig spul. Langzaam opende ik mijn ogen. Recht voor me zag ik mier lopen. Ik kon de pootjes tellen, de ledematen onderscheiden en zien wat het bij zich droeg. Ik verstarde van schrik. Wat deed ik hier, met een zicht dat vele malen beter was dan ik ooit had gehad. Mijn ogen spoorde de bosrand af. Ik zag alleen het vredige bos, maar dan zo scherp dat ik zelfs de naden van bomen kon benoemen. Ik stond op. Verbaasd keek ik naar de grond. Normaal deed ik een kwartier om mijn bed uit te komen, omdat ik altijd zo stijf was als een plank. Maar dit keer was ik zo snel opgestaan, dat ik het zelf niet eens gezien had. Ik keek naar mijn handen, ze voelden hard aan. Mijn ogen gleden verder over mijn armen, wit. Ik schrok op toen ik een raar geluid hoorde, het leek wel een muis dat wegrende. Ik volgde het geluid en zag een muisje lopen, op ruim 100 meter afstand. Hoe kon ik opeens zo goed horen, zien of zo snel opstaan. De emoties schoten over mijn gezicht heen. Weer een geluid, dit keer achter me. Ik draaide me vlug om. Een oudere, perfecte man stond op nog geen 2 meter bij me vandaan. Ik herkende de man ergens van, alleen kon ik er mijn vinger niet op leggen. Ik deinsde achteruit, dit keer op een normaal tempo, terwijl de man zijn handen omhoog stak.
'Sorry dat ik je liet schrikken.’ Zei de man op een vredige en rustige toon. Ik herkende de stem gelijk. Deze man kwam uit mijn droom van vannacht.
‘Wat doe ik hier?’ vroeg ik.
'Het spijt me.’ Zei de man. Ik keek de man verdwaasd aan. ‘Ik ben te laat gekomen en nu ben jij al veranderd.’
‘Wat?’ vroeg ik hem. De man ademde rustig in en uit. Hij nam naast mij op het mos plaats en wenkte mij om ook te komen zitten. Ik ging zitten. De man begon met vertellen.
‘Ik ben Alabastar en zoals je wel gezien hebt ben ik niet een gewoon mens.’ Ik keek gespannen toe. Alabastar vervolgde zijn verhaal. ‘Rond het einde van de 16e eeuw, toen ik een leeftijd had bereikt die voor die tijd zeer uitzonderlijk was, kwam ik op een normale doordeweekse dag een zekere onsterfelijke tegen.’ Alabaster stopte met zijn verhaal en keek me aan. Ik keek naar de grond en plukte wat gras uit de grond, of eigenlijk, ik trok stukken gras uit de grond.
‘Ik had het erg goed thuis. Ik kreeg les in Latijn en Grieks, waardoor ik veel over die cultuur leerde. Ik was mezelf gaan verdiepen in het onmogelijke. Ik las Latijnse boeken over demonen en…’ Alabaster wachtte en ik keek hem vol ongeloof aan.
'En voornamelijk veel over vampiers.’ Maakte hij zijn zin af. ‘Ik was gelukkig door het lezen van het onmogelijke. Mijn ouders vonden het niet erg als ik ’s avonds een boek las, het maakte hen ook gelukkig. Ik werkte aan mijn toekomst. Toen de tijd kwam dat ik oud genoeg was om werk te gaan zoeken, veranderde mijn wil. Ik wou helemaal niet werken. Niet op de manier die mijn vader na streefde. Mijn vader was altijd een belangrijk man geweest, hij stond open voor de wetenschap. Mijn vader had vanaf dat ik nog maar een klein mannetjes was tegen mij gezegd dat ik later maar schrijver moest worden. Ik beheerste de taal goed en kon dus daarom makkelijk teksten van het Latijn naar het Grieks vertalen. Op een avond kwam mijn vader naar mij toe, terwijl ik een boek zat te lezen over demonen en ging naast mij zitten. Hij keek mij eens diep in de ogen en zuchtte luidruchtig. “Alabaster, ik wil het ergens met je over hebben.” Zei hij en ik legde mijn boek weg, tijdelijk. “Het is tijd om werk te vinden, nou eigenlijk om aan het werk te gaan.” Ik keek mijn vader wantrouwig aan. “Ik heb werk voor je gevonden, bij de kapel. Er liggen daar veel geschriften die van Grieks naar Latijn vertaalt moeten worden. Jij gaat dat doen. Morgen ochtend begin je.” Zei mijn vader, terwijl hij weer verdween om naar mijn moeder toe te gaan. Ik keek boos mijn vader na. Hoe kon hij dat nou zeggen. Ik wou zelf bepalen wat ik wou worden en dat was niet een of andere overschrijver van teksten. Ik wou de Griekse oudheid gaan onderzoeken. Verlangend keek ik naar mijn boek dat ik aan het lezen was. Dit was waarschijnlijk de laatste keer dat ik het las. De volgende dag ging ik boos naar het werk en wat bleek. Het was vreselijk. Ik verdiende het niet om voor altijd in een kapel te zitten en medische teksten over te schrijven of wat dan ook. Na een paar weken liep ik weg, met alleen wat geld en een paar boeken om te lezen. Ik maakte een lange tocht en leefde van het geld van het vertellen van verhalen over demonen en vampiers aan de rijken. Ik had geen perfect leven, maar het was beter dan het leven daarvoor. Op een dag had ik geen geld meer en liep langs een groot donker bos. Ik ging aan de rand zitten en begon wat van de bessen te eten. Naast me, op een honderd meter afstand, liep er een vrouw het bos uit. Ik liep naar de vrouw toe. Ze leek even oud als mij, dus het verbaasde me dat ze zo laat ’s avonds nog buiten was. “Goede avond mevrouw, mag ik u verzoeken met mij mee te lopen en wat bessen te nuttigen?” sprak ik haar beeldig toe. De vrouw liep voor de uit naar de bessen. Het leek eerder of ze zweefde, nee dat is niet het goede woord. Danste. Ik liep haar achterna en zag dat deze vrouw anders was als de meeste andere. Ze was perfect, mooi, magisch. De vrouw stelde zich voor. Ze heette Elizabeth. Een gewone naam in die tijd. Elizabeth en ik waren gelukkig samen, ze hielp me mijn dromen uitkomen. Soms merkte ik nog wel dat ze anders was als ik. Ze was koud, at weinig en vooral haar ogen waren anders. Goud kleurig, net als de mijne.’ Ik keek naar de ogen van Alabaster en glimlachte flauwtjes. Ze waren karamel kleurig goud.
‘Na een jaar samen geweest te zijn werd ik ziek. Een ziekte die toen in die tijd veel voorkwam, de pest. Ik had geen geld voor een fatsoenlijke dokter. Op de laatste avond van mijn leven kwam Elizabeth naar me toe en glimlachte lief. “Alabaster, je weet niet alles van me.” Zei ze en ik keek haar vragend aan. “Ik ben anders, anders dan jij, anders dan wie dan ook. Ik ben een vampier.” Ik schrok toen ze het zei en wist nu dat alle verhalen die ik had gelezen waarheid waren geworden. “Ik hou van je en wat ik nu op het punt sta om te doen is iets wat ik van mijn hele bestaan nog nooit heb durven doen.” Ik zag hoe Elizabeth al haar wilskracht bij elkaar spaarde en zich langzaam over me heen boog. Ze drukte eerst zacht haar lippen tegen mijn nek. Ik glimlachte licht. Daarna opende ze haar mond en duwde ze zachtjes haar tanden in mijn nek. Ik aaide met mijn laatste kracht over haar rug. Elizabeth zuchtte en zette toen haar tanden zo diep in mijn nek dat ik kermde van de pijn. Het gif droop uit haar tanden en ik werd gecreëerd.’ Alabaster stopte met praten. ‘Dit was mijn verhaal.’ Zei hij en ik keek hem aan.
'Waar is Elizabeth nu?’ Ik had het nog niet gevraagd of er verscheen een gedaante tussen de bomen. Het was een beeldschone, wat oudere vrouw die lief naar me glimlachte. ‘Hallo kind.’ Zei ze en ging naast Alabaster zitten. Ze gaf hem een snelle kus op zijn hoofd. Ik keek lief naar haar terug. Ze deed me denken aan mijn overleden oma, alleen was Elizabeth veel knapper.
‘Jij bent nu ook een vampier.’ Zei Alabaster, terwijl hij naar mij keek.

Wow, wat leuk! Je schrijft ècht mooi. Ik heb niet echt kritiekpuntjes, dus ga zo verder! :slightly_smiling_face:

Super bedankt! Dit motiveerd me weer! Thanks

Leuk verhaal, ik volg! :upside_down_face:

Yeahh!! Bedankt!
Ik post morgen denk weer een nieuw stukje.x

Hoofdstuk 3 – Mijn verhaal

Ik zweeg en begreep nu pas dat het waarheid was geworden. Het aparte wezen in films die iedereen vermoorde was een vampier, het geheime wezen die zich alleen ’s nachts liet zien was ook een vampier. In sommige verhalen werd een vampier voorgesteld als iets aparts, maar goeds. Ik twijfelde wat ik was.
‘Maar hoe kan het dat ik een…’ ik had moeite met het uitspreken van het woord. ‘Vampier ben?’
'Drie dagen geleden liep jij in het bos. Ik weet niet waarvoor?’
‘Voor een project voor school was het de bedoeling dat ik op zoek ging naar bladeren om in te drogen.’ Zei ik. Mijn ogen zouden vochtig moeten worden, maar er gebeurde niets. Ik kon niet meer naar school.
‘Toen jij in het bos liep, was daar op hetzelfde moment een andere vampier in het bos. Gecreëerd door mij…’ Zei Alabaster. Ik zweeg. Hoe kon hij nu zo vriendelijk tegen mij zijn?
‘Het spijt me, Luna.’
‘Hoe weet u mijn naam?’
‘Ik heb wat nader onderzoek gedaan.’ Zei hij met een grijns. ‘En noem me maar jij.’
‘Maar waarom heeft hij mij dan aangevallen als hij door jou is gecreëerd?’
‘James was altijd al apart. Hij geloofde niet dat je kon leven van dierenbloed. Deze week was hij extra opstandig en ik was boos op hem. Hij liep weg en ging weer jagen op mensen. Toen jij in het bos was, had hij dorst en viel hij jou aan. Ik probeerde je nog te redden, maar ik was te laat.’ Alabaster sloeg zijn ogen neer en stond daarna gelijk op. Elizabeth kwam naar me toegelopen. Ze draaide haar arm soepel om me heen en ik stond ook op. Ik glimlachte lief naar haar. ‘Ga je mee?’ vroeg ze. Ik begreep haar niet
‘Ik bedoel; Ga je mee jagen?’
'Jagen?’ Ik staarde haar versuft aan. Toen pas drong het tot me door dat ik ontzettende pijn in mijn keel had. Hij brandde. Ik greep naar mijn keel.
‘Water.’ Kermde ik.
‘Water is niet genoeg.’ Zei Elizabeth grinnikend, met haar prachtige engelenstem. ‘We gaan op zoek naar een dier.’ Ik glimlachte, ook al wist ik niet goed wat me te wachten stond. Ik stond gauw op. Elizabeth reikte me de hand en ik nam hem aan. Alabaster was al voor ons uitgegaan het bos in en wij renden erachteraan. Ik ging sneller dan Elizabeth en haalde ook Alabaster in. Ik wist niet goed hoe ik mijn vaart moest verminderen, dus greep ik me aan een boom vast. Al gauw merkte ik dat het geen nut had. Ik trok de boom omver. Alabaster en Elizabeth zag ik een eindje verderop glimlachen. Ik gleed uit en smakte op de grond in het zand. Ik stond op en voelde aan mijn kin. Niets. Geen blauwe plek,geen schram, geen bloed. Bloed. Daar had ik zin in. Ik keek grimmig naar de andere twee vampiers en probeerde niet te snel naar ze toe te lopen.
‘Hoe kan het dat ik veel sneller ben dan jullie?’ vroeg ik.
‘Er zit nog wat mensenbloed in je, je bent ook sterker dan ons.’ Zei Elizabeth op een lieve toon.
‘Ooh.’ Ik keek naar Alabaster. ‘Nog meer dingen die ik moet weten?’ Ze grinnikten allebei.
‘Oké, hier een klein lijstje.’ Zei Alabaster. ‘Je bent sneller, hoort en ziet scherper, je bent sterker. Kom niet in het zonlicht, je glinstert daardoor. En je leeft op bloed. De rest merk je wel.’ Ik schrok van alle informatie. Dit had ik niet verwacht. Er viel een moment stilte. Elizabeth zei als eerste wat.
‘Maar nu moet je je voeden.’ Haar perfecte stem was duidelijk.

Er staan allemaal tekens door de tekst! Ondanks dat, heb ik het gelezen en het is weer een tof stukje, snel verder ! :upside_down_face:

Dankje! Sorry voor die tekens… nog niet zo veel ervaring :blush:

Als er tekens door de tekst staan, kun je voordat je de tekst gaat plakken op de rechter muisknop klikken en klikken op: plakken als tekst zonder opmaak.; Vaak zie je dat als je chrome gebruikt…

Maar verder is het echt leuk.

Dankje!

Verder?

Sorry, ik had het van de week echt super druk, maar ik probeer weer zo gauw mogelijk wat te posten.

Maakt niets uit. Doe maar rustig aan :slightly_smiling_face:

Oeehh, leuk verhaal! Ik volg het hoor! :wink:

dankje voor jullie lieve reacties! Ik ben bezig met het volgende deel, dus het komt snel. x

Hoofdstuk 4 – De jacht

Ik keek hoe Alabaster behendig in een boom sprong. Hij wenkte me.
‘Wacht, moet ik nou in die boom klimmen?’ Vroeg ik.
‘Meer springen. Alabaster vangt je wel op.’ Zei Elizabeth. Ik keek achterdochtig omhoog. Ik nam een aanloop en sprong omhoog. Mijn handen raakten het oppervlak van de boom en ik klom omhoog. Alabaster pakte me bij de arm en trok me op een tak. Ik keek naar beneden en aarzelde. Vroeger had ik erge hoogte vrees gehad, maar nu leek het mee te vallen. Terwijl ik wachtte op Elizabeth kwam het brandende gevoel in mijn keel weer terug. Ik keek naar Alabaster.
‘Het doet zeer.’ Zei ik. Hij knikte en wees naar beneden. Op de grond liep een zwijn te wroeten in het mos. Ik keek van Alabaster naar Elizabeth.
‘Toe maar.’ Fluisterde Elizabeth.
‘Hoe?’ Vroeg ik.
‘Gewoon aanvallen en in de nek bijten. Doe het snel. Daarna heb je tijd zat.’ Ik wendde me weer tot het zwijn.
‘Een. Twee.’ Telde Alabaster af. ‘Drie.’ Ik liet me naar beneden vallen en kwam zachtjes op mijn voeten terecht. Ik keek naar het zwijn en stortte me op het beest. Ik greep de nek beet en twijfelde even. ‘Doe maar.’ Hoorde ik Alabaster zeggen. Ik zette mijn tanden in de nek van het zwijn en zoog het bloed eruit. Heerlijk. Langzaam stopte ik met drinken en veegde mijn mond af. Ik keek met een geschrokt gezicht naar het beestje. Ik had een beest gedood, met mijn blote handen. Ik wende mijn gezicht af en draaide me om naar Elizabeth. ‘Moet dit?’
‘Je went eraan.’ Zei ze terwijl ze naast me kwam staan.
‘Kom.’ Zei Alabaster. Hij begon te rennen, richting het oosten. Ik volgde hem net als Elizabeth. We kamen uit bij een groot veld, met aan de zijkant een meertje. Ik minderde mijn vaart en probeerde te stoppen, dit keer ging het beter. Ik liep naar het meertje toe en keek in mijn eigen weerspiegeling. Ik deinsde achteruit. Was ik zo veranderd in die paar dagen tijd? ‘Hoe kan het dat ik in slaap ben gevallen?’ Vroeg ik Alabaster. Ik wist niet veel van vampiers, alleen dat ze nooit sliepen. Of was dit ook een fabel, net als het drinken van mensenbloed?
‘Ik ben die avond naar het ziekenhuis gegaan.’ Begon Alabaster zijn verhaal. ‘Ik heb daar een paar dozen met verdovingen gehaald en ze jou toegediend. Ik was net op tijd. Een paar minuten later begon je lichaam al harder te worden.’ Ik knikte, terwijl ik het maar nauwelijks begreep. Plots hoorde ik een struik bewegen. Ik richtte me op en keek in de richting vanwaar ik dacht dat het geluid kwam. Aan de overkant van het meertje stond een edelhert te drinken. Dit was de kans. Het zwijn was genoeg geweest, maar helemaal vol was ik nog niet. Ik keek naar Elizabeth die knikte. Ik sprong in het water en zwom snel naar de overkant. Voor dat het hert weg kon rennen had ik het al in de nek gebeten en droop het bloed op de grond. Dit keer was ik wat minder voorzichtig en kwam mijn haar ook onder het bloed te zitten. ‘Shit.’ Kreunde ik. Bloedvlekken waren altijd moeilijk uit kleding te halen. Ik draaide me om en liep door het water terug naar de andere twee vampiers. ‘Moeten jullie niet jagen?’ Vroeg ik ze.
‘Nee hoor.’ Zei Elizabeth, maar ik zag dat haar ogen een andere kleur hadden dan Alabaster.
‘Maar je ogen.’ Stamelde ik. Ze glimlachte lief en keek toen naar Alabaster. ‘Ga maar.’ Fluisterde hij terug en ik glimlachte. Het was niet moeilijk raden wat Elizabeth nodig had. Ik ging bij de water kant zitten en keek naar de eendjes die aan de overkant het water in sprongen. Na tien minuten was Elizabeth alweer terug. ‘Luna, wil je met ons mee naar huis?’ Vroeg Alabaster. Ik knikte. Er was geen andere optie. Ik wist dat ik niet naar huis of naar school kon. Alabaster ging me voor, door het dichte bos en wij volgden hem. Na twee uur kwamen we uit bij een weg, die we volgden. Hij was onzichtbaar tussen de bomen, dus hoefden we niet op te passen voor mensen. Ik volgde gehoorzaam de twee vampiers voor me. Later op die dag kwamen we aan bij een nauw paadje, dat tussen de bomen door liep. Aan het eind van het paadje verdwenen de bomen en kwam er een ontzettend mooi en groot huis tevoorschijn. Mijn ogen werden groot van schrik toen Alabaster en Elizabeth voor het huis stopten. ‘Dit is ons huis.’ Zei Elizabeth, terwijl ik stond te kijken naar een huis dat zo perfect en zorgvuldig was afgewerkt, dat het leek alsof het zo uit een sprookje kwam.